Slapend dienstverband: van piepplicht naar informatieplicht?
Geplaatst op: 30 maart 2023
Op 24 januari 2023 oordeelde het Hof Arnhem-Leeuwarden dat een werkgever uit zichzelf moet terugkomen op een in het verleden gedaan verzoek door werknemer om het slapende dienstverband te beëindigen onder toekenning van een transitievergoeding. Ook als zo’n verzoek in het verleden is afgewezen, omdat er op dat moment nog geen duidelijkheid was over de aanspraak op een transitievergoeding en de compensatie daarvan.
Waarom het Hof dit heeft geoordeeld en wat deze uitspraak voor jou als werkgever betekent, leggen we uit in dit blog.
Xella-verplichting
Eind 2022 plaatste ik een blog naar aanleiding van een tweetal uitspraken van de Hoge Raad over de reikwijdte van de Xella-norm (de verplichting van werkgevers om mee te werken aan een beëindiging van slapende dienstverbanden). Met deze uitspraken werd die verplichting een stuk opgerekt en ook van toepassing geacht op dienstverbanden die al vóór de invoering van de transitievergoeding slapend zijn geworden. De Hoge Raad sprak toen ook uit dat deze “Xella-verplichting” al vanaf 20 juli 2018 geldt (datum publicatie Wet compensatie transitievergoeding in Staatsblad). Zie hierover mijn blog
De situatie in deze casus
In de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 januari 2023 ging het om het volgende. Werknemer had vanaf 14 december 2016 een slapend dienstverband. Eind januari 2017 vroeg zij aan werkgever om de arbeidsovereenkomst te beëindigen onder toekenning van een transitievergoeding. Werkgever deed dit niet. Op enig moment is de arbeidsovereenkomst van rechtswege ten einde gekomen wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd (dit was op 1 juli 2019).
Werknemer vorderde vervolgens van werkgever een schadevergoeding ter hoogte van de transitievergoeding die zij was misgelopen. Doordat werkgever had geweigerd om in te gaan op haar verzoek om het dienstverband te beëindigen na twee jaar ziekte, had werkgever volgens werknemer in strijd gehandeld met de norm van goed werkgeverschap. Zowel de kantonrechter als het Hof stelden werknemer in het gelijk.
Het Hof sluit aan bij de datum 20 juli 2018 als ontstaansdatum voor de verplichting om op het eerdere verzoek van werknemer in te gaan, zoals door de Hoge Raad al was aangegeven. Volgens het Hof had, nu werknemer in januari 2017 al had gevraagd om een beëindiging van haar slapende dienstverband onder toekenning van de transitievergoeding, van werkgever mogen worden verwacht dat die het verzoek van werknemer na 20 juli 2018 opnieuw in behandeling zou hebben genomen en daaraan zijn medewerking zou hebben verleend. Zelfs nu werknemer daar na die datum niet zelf om had gevraagd.
Door dit na te laten en het dienstverband van werknemer van rechtswege ten einde te laten komen met het bereiken van de AOW-leeftijd zonder toekenning van een transitievergoeding, heeft werkgever volgens het Hof gehandeld in strijd met de norm van goed werkgeverschap en is zij schadeplichtig geworden. Werkgever is daarom veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van de transitievergoeding die gold op het moment dat werknemer twee jaar ziek was.
Wat betekent deze uitspraak voor mij als werkgever?
Vooropgesteld: het betreft hier een arrest van het Hof en niet van de Hoge Raad. Of van dit arrest nog cassatieberoep wordt ingesteld en of de Hoge Raad deze uitspraak dan in stand zal laten, is op dit moment nog niet duidelijk. Dit laat onverlet dat het wel verstandig is om je rekenschap te geven van deze uitspraak.
Heeft een werknemer in het verleden aan jou een verzoek gedaan ter beëindiging van het slapende dienstverband onder toekenning van de transitievergoeding en ben je daar toen niet op ingegaan, omdat er op dat moment nog geen duidelijkheid was over jouw verplichting daartoe? Zo ja, dan moet je volgens Hof Arnhem-Leeuwarden alsnog in actie komen en kan je dus niet afwachten tot werknemer een nieuw verzoek doet.
Heeft werknemer eenmaal de pensioengerechtigde leeftijd bereikt en eindigt de arbeidsovereenkomst om die reden, dan is er én geen aanspraak meer op een transitievergoeding én geen recht op compensatie daarvan. In die situatie kan werknemer dus wel, als hij al vóór zijn pensioengerechtigde leeftijd een verzoek heeft gedaan om het slapende dienstverband te beëindigen onder toekenning van een transitievergoeding, aanspraak maken op een schadevergoeding ter hoogte van de transitievergoeding die hij is misgelopen. En die schadevergoeding wordt door het UWV dus niet gecompenseerd.
Kortom, inventariseer binnen je onderneming of nog sprake is van slapende dienstverbanden, waarvoor in het verleden een verzoek door werknemer is gedaan tot beëindiging daarvan. Check dan of het een situatie betreft waarin werknemer inderdaad aanspraak heeft op een beëindiging van het dienstverband onder toekenning van een transitievergoeding. Zo ja, bied werknemer dit alsnog aan.
En wat als werknemer nooit een verzoek heeft gedaan?
Met de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden is nog geen antwoord gegeven op de vraag of een werkgever ook zo’n actieve houding moet aannemen tegenover werknemers die nog steeds een slapend dienstverband hebben, maar nooit aan de bel hebben getrokken bij werkgever om het dienstverband te beëindigen. Uit de eerdere Xella-uitspraak van de Hoge Raad van november 2019 blijkt overigens niet van zo’n actieve informatieverplichting voor werkgever.
Ook dan is mijn advies om van die zaken een inventarisatie te maken. Indien en voor zover sprake is van een (langdurig) slapend dienstverband, waarvoor kan worden vastgesteld dat bij beëindiging daarvan wordt voldaan aan de vereisten om aanspraak te maken op een transitievergoeding en compensatie daarvan door het UWV, is er ook geen reden waarom je daar niet (alsnog) toe zou overgaan.
Heb je als werkgever vragen hierover, vraag ons dan advies. Wij helpen je graag! Neem gerust contact op met onze specialisten arbeidsrecht.